Het hertogdom Bandrime is een land van grote contrasten. Bijna alle
bevolking is geconcentreerd langs de zuidoostelijke oevers van het Condalmeer
en in de drie steden Eppon, Halimedon en Idon. Ook langs de rivieren en
de handelsweg naar Eliasar wonen nog mensen en tevens in de mijnbouwnederzettingen
langs de bergen in het zuiden. Daartussen is het vrijwel uitgestorven met
slechts hier en daar enkele kleine nomadenstammen in de droge steppelanden
waaruit Bandrime voor het merendeel bestaat. In het zuiden liggen de hoge
bergen van het Karascandon gebergte dat haar af scheidt van het territorium
Eppengaard. Dit gebied is een stuk groter dan het leefbare deel van Bandrime.
Mijnbouw is de levensader van de economie van Bandrime. Sinds er enige
decennia geleden veel ijzer en andere waardevolle erts in de zuidelijke
bergen zijn gevonden is de bevolking van Bandrime in verhouding bijzonder
hard gegroeid. De oorspronkelijke Bandrimi vormen nu in feite een minderheid.
Idon en Halimedon zijn de overslagplaatsen voor de aanvoer uit het zuidoosten,
Eppon voor die van het zuidwesten, welke groter en rijker van aard is.
Omdat de mijnbouw vooral alleen in de zomer mogelijk is, is er naast zware
industrie voor de overslag en verwerking van de grote hoeveelheden erts
ook een grote entertainmentindustrie ontstaan van taveernes, bordelen,
casino's, vechtersarena's en meer. De hertog vaart er wel bij dankzij belastingen
en nieuwe investeringen. Ruzie met de Kerk neemt hij voor lief, 'Aanpassen
of opdonderen' is zijn motto.