Mijnbouw, bosbouw en kloosters zijn de drie pijlers waarop het hertogdom Lakir
drijft. De hoofdstad Raneken is een duizenden jaren oud centrum van de Kerk
en in het dunbevolkte zuidelijke hoogland heeft zij vele kloosters gevestigd.
Landbouw vindt in Lakir maar spaarzaam plaats. De bevolking heeft altijd vooral
geleefd van de mijnbouw en de bosbouw. In de uitgestrekte bossen wordt gejaagd
naar wild en nertsen. Daarnaast zijn er vele pleisterplaatsen voor de handelsreizigers
vanuit Eliasar, waar de reisroutes vooral in de zomer sneller zijn via Lakir.
Economisch speelt het bondsland al eeuwen een bijrol. Veel mijnen zijn over
de eeuwen uitgeput of niet exploitabel genoeg, maar er zijn nog ruim voldoende
aders van allerlei ertsen te vinden. De bevolking concentreert zich vooral
in de rivierdalen en het noorden naast de hoofdstad Raneken. De Lakiri zijn
als het land: stug, koppig, maar met veel doorzettingsvermogen.