Introductie
Cappicië is een vogelvrije staat direct ten noorden van Epis Azuli. Het land bestaat uit een groot moeras gevormd uit een grote rivierdelta met talloze meren, baaien en kronkelige schiereilanden. De kust is bezaaid met talloze kleine en grotere rotseilanden die de Cappicische Eilanden worden genoemd. Tussen de eilanden liggen vele zandbanken en riffen, wat de hele kustregio tot een labyrint maakt voor eenieder die niet elke vaargeul op zijn duimpje kent.
De geografische complexiteit van Cappicië maakt het tot een gebied waar het zeer moeilijk is gezag en orde te vestigen. Van oudsher is het een schuilplaats voor piraten, kapers en bandieten. Talloze naties en rijken hebben gepoogd de piraten te verdrijven en er een permanent gezag te vestigen. Dit bleek evenwel onmogelijk aangezien de regio onleefbaar is voor een beschaafde samenleving. Om te overleven moet wel geroofd en geplunderd worden.
Cappicië telt talloze havenstadjes, maar heeft maar één stad die zich opgeworpen heeft als het belangrijkste centrum van het land en ook een groot formaat heeft. Gelegen aan het uiteinde van een waterarm die tot in het geografische centrum van Cappicië reikt is de stad Penitenza ook in letterlijke zin het centrum van Cappicië. In vroegere tijden, wanneer Cappicië door een andere mogendheid werd bezet, fungeerde Penitenza in de meeste gevallen als hoofdstad, waardoor de stad de beste infrastructuur heeft een ook de betere gebouwen en architectuur. Deze eerdere pogingen om de stad tot bestuurscentrum te maken kon alleen gedaan worden door de hele bevolking te deporteren of te doden, maar vrijwillige vestigers waren er weinig, zeker doordat in zo'n situatie het stadje het doel werd van plunderingen en overvallen, aangezien de bandieten en piraten het niet meer als vrijplaats beschouwden. Het kwam zelfs voor dat de nieuwe bewoners uit noodzaak zelf vervielen tot piraterij.
De overigen havensteden verschillen sterk in grootte en status en zij concurreren dan ook hevig met elkaar. Zelfs Penitenza is in tijden overvleugeld door een van de andere steden. Enkele van deze steden zijn Ashgingis, Mal Izi, Havuis, Nepu, Nuemivu en Vassoa. In het verleden hebben deze steden elkaar ook regelmatig bevochten, waarbij grote delen van de bevolking werd afgeslacht of vluchtte en de stad in brand gestoken werd. Al met al heeft dit de ontwikkeling en de groei van de steden, en daarbij ook die van Cappicië, erg belemmerd.
De sterkste claim op Cappicië komt van Epis Azuli, dat niet alleen veel te lijden heeft onder de piraten, maar ook er het meest direct aan grenst. Epis Azuli heeft de regio ook het vaakste en het langste bezet. In de annalen staat Cappicië dan ook vermeld als het prinsdom Cappice.
Al met al is Cappicië een probleemregio waar geen oplossing voor is. In tijden van oorlog bleken naties al snel bereid een akkoord te sluiten met de piraten. In ruil voor immuniteit in de havens van de natie vielen de piraten specifiek bepaalde schepen aan. Dit was meestal alleen mogelijk als er een sterke leider onder de piraten was die een grote piratenvloot onder zijn beheer had. Deze leider bekleedde zich van oudsher met de titel Voivode, welke afkomstig was van het oorspronkelijke volk dat in de moerassen woont. Soms waren er meerdere Voivodes, maar gewoonlijk bestreden deze elkaar om de oppermacht.
Economie
De Cappicische economie draait vooral om handel en in mindere mate om visserij, de laatste vanwege de last die er snel is met de Azuli vissers en het feit dat de eigen wateren ongeschikt zijn voor grootschalige visserij. Het meeste voedsel wordt geïmporteerd via handel uit alle windstreken. Ook al vormt de piraterij een veel voorkomend activiteit in Cappicië, deze belemmert de gewone handel allerminst. Door het gebrek aan een centrale regering kennen de Cappicische handelaren geen beperkingen.
Het enige probleem waar ze voor komen te staan is hoe zichzelf te onderscheiden van de piraten, aangezien Cappicië geen officiële vlag heeft. Bij onderlinge afspraak heeft men enkele eeuwen geleden een eigen vlag bedacht voor het 'onafhankelijke' Cappicië, hoewel men de vlag eerder als een handelsvlag gebruikt. De piraten voeren een vergelijkbare vlag, maar dan in andere kleuren. Het probleem blijft echter dat de vlag soms ook gebruikt wordt door piraten in de nabije wateren van Cappicië om buitenlandse marineschepen te misleiden. Om die reden houdt de Azuli marine simpelweg elk verdacht schip aan een reikt het tijdsgebonden vrachtbrieven uit opdat de handelsschepen niet onnodig lang worden opgehouden. Het misbruik van de piraten heeft binnen Cappicië al meerdere malen geleid tot strijd tussen de kooplieden en de piraten. De eerste willen de laatsten tolereren (hoewel ze eigenlijk niet veel keus hebben) als ze geen misbruik maken van de vlag.
Al met al is er in Cappicië naast de illegale handel van de piraten ook veel legale handel. De moerassen herbergen vele grondstoffen zoals medicinale kruiden, kleurstoffen en allerlei fauna met bijzondere eigenschappen. Hoewel een deel hierbij deels illegaal over land wordt verhandeld leveren deze producten in het buitenland veel meer op. Vanwege de ongecontroleerde handel is Cappicië ook een bron van witwaspraktijken doordat de piraten hun waren gewoon aan de reguliere handelaren en kooplieden kunnen verkopen. In feite is het de piraterij die de normale handelaren in staat stelt voldoende inkomsten te genereren en genoeg voedsel te importeren voor de bevolking.
Een laatste bron van inkomsten komt uit het verhuren van schepen en soldaten aan buitenlandse mogendheden. Cappicië is ongebonden en kent geen staand leger of vloot. Er is nauwelijks sprake van een nationaal gevoel. Zodoende is het de Cappiciërs vrij om zich te verhuren als marinier of soldaat. Beroemde eenheden zijn het Ashgingis Korps, de Nepotische Garde en het Mal Izi Regiment.
Bevolking
Cappicië bevat de meest diverse bevolking van heel Thalassa. Tenminste, dat geldt vooral voor de bevolking langs de kust. In de havenstadjes aldaar zijn lieden uit alle windstreken neergestreken om te ontsnappen aan een slecht leven in een ander land of problemen en anderzijds die hen gedwongen heeft elders hun fortuin te zoeken. Een groot deel omvat criminelen en ex-slaven, hoewel het al meerdere generaties geleden kan zijn en niet allen zijn bij hun professie gebleven. Slavernij is sowieso een heikele kwestie in Cappicië om die reden vanwege de weerzin van de families die afstammen van slaven.
Buiten de kustgebieden leeft de oorspronkelijke bevolking van de kustdelta. Hoewel van die oorspronkelijkheid eigenlijk geen sprake is hebben ze over de eeuwen wel hun eigen cultuur en taal ontwikkeld. Over het algemeen wordt de oostelijke helft van Cappicië veelal Carcassië genoemd en dit volk Carcassiërs. Zelf noemen ze zich Carcassu. Een deel van hen woont over de grens in de hoop te ontsnappen aan het armzalige bestaan in de uitgestrekte moerassen. Een deel van de Carcassiërs woont ook in de havensteden, maar het merendeel leeft verborgen in de rivierdelta.
In het zuidwesten is de bevolking van oorsprong Azulisch, hoewel hier ook veel vermengd is.
Al deze invloeden zorgen er ook voor dat er talloze talen en dialecten in Cappicië worden gesproken. Twee talen voeren echter de boventoon en dat zijn het Azulisch en het Carcassisch. De eerste doordat Cappicië veel te maken heeft met dit grote buurland en doordat het land zelf het langste en veelvuldigste is overheerst door Epis Azuli.
De omvang van de bevolking van Cappicië is onbekend. De schattingen lopen uiteen van 500.000 tot enkele miljoenen, maar men is het erover eens dat het land dunbevolkt is door gebrek aan landbouwgrond en andere inkomsten om de bevolking voldoende van voedsel te voorzien.