In de uitgestrekte wouden langs de westelijke hellingen van het Mesuphuremai gebergte worden de dun gespreide bewoners Nuinangi genoemd. Het zijn eenvoudige, deels primitieve mensen. De mannen dragen lange baarden en leven meestal als houtvesters en jagers. Zij zijn zeer op zichzelf en hebben weinig contact met de buitenwereld. Ook de Kerk heeft veel moeite hier een sterke aanwezigheid te vestigen en de Nuinangi zijn vrij a-religieus. In dat opzicht lijken zij enigszins op de Hadetiƫrs en de Ingdyl, maar kennen hun eigen tradities en klederdracht.