Het landsdeel Kilvendri kende pas laat ontwikkeling en beschaving, maar net als in Kepheramondri zorgden de toenemende externe invloeden al vroeg voor veranderingen. Vanaf het jaar 5000 begonnen steeds meer avonturiers en gelukszoekers van rond de evenaar zich naar de buitengebieden te begeven. Met name de Dardanen en Cartanen, die al talloze handelsposten langs de kusten hadden gevestigd, probeerden handelsroutes aan te leggen naar de binnenlanden om zo direct bij de bronnen van handelswaar te komen. In Kilvendri, dat toen Cilvenas (het Woudland) werd genoemd, bestond er nog niet zo’n bron. Er leefden slechts barbaarse stammen in de uitgestrekte wouden die Kilvendri vulden.
De meest logische handelsader van Kilvendri was de grote rivier de Niparte. Met inheemse gidsen trokken enkele galeien de rivier op zoek naar rijkdommen. Succesvol was zij niet. Op een bepaald punt kwam een van de galeien vast te zitten en zonk. Er was niet voldoende ruimte om de bemanning op te nemen op de andere galei zonder dat de winsten van de missie achtergelaten moesten worden. Bevreesd voor vijandige barbaren werd verdedigbare heuvel langs de rivier gevonden waar zij een versterkt kamp konden bouwen. Het was een zeer geschikt punt: een lage bergketen kwam hier dicht bij de kronkelige rivier en vanuit het kamp kon een groot deel van de rivier en het gebied overzien worden.
De andere galei vertrok huiswaarts en beloofde zo snel mogelijk terug te komen. Het zou echter enkele jaren duren. De achtergebleven bemanning probeerde er het beste van te maken, verbeterde het fort en bouwde huizen. Zij trokken al snel de belangstelling van nabije stammen, die onder de indruk waren van de huizen en fortificaties. Met enkele van hen wist de bemanning vriendschappelijke betrekkingen aan te gaan. Zij bestond ook alleen uit mannen en al snel namen zij lokale vrouwen.
Na enkele jaren keerden hun landgenoten eindelijk terug. Na overleg werd besloten van het fort een vaste handelspost te maken, zeker omdat enkele bewoners nu hier hun familie hadden. Het fort breidde zich al snel uit tot een nederzetting, de eerste in Kilvendri.
Dit is de meest geaccepteerde overlevering over de stichting van Cattari, de eerste stad van Kilvendri. Met de bergen in de rug werden de houten huizen en muren geleidelijk vervangen door steen nadat enkele bereidwillige ambachtslieden geïmporteerd werden. De bevriende stammen werden vlot beschaafd gemaakt, onder de indruk van de kunsten van de Cattarezen.
De stad lag echter geïsoleerd, ver van de rest van de beschaving. Als handelspost wilde zij zich niet handhaven. Zij begon zich militair te organiseren en in 5117 maakte zij zich onafhankelijk als stadstaat en koninkrijk Cattari. Volgens de overlevering was de eerste heerser een vrouw genaamd Naida I. Ruime 200 jaar bleef de stadstaat in haar huidige vorm bestaan, de regio die zij vanuit haar versterkte positie kon overzien, beheersend, met een groot aantal nabij stammen schatplichtig of geallieerd. Er werd hard geprobeerd de barbaren te beschaven. Grote stukken bos werden gekapt en de oevers van de Niparte werden zo vrij gemaakt. Een kade werd gebouwd zodat galeien makkelijker aan konden leggen.
Onder de regering van koning Iargo Vaneroi (5377-5417) begon Cattari zich te militariseren. Hij verbond zich met meer stammen met het doel andere stammen te onderwerpen en de controle van Cattari over de rivier de Niparte uit te breiden. Met hun bronzen wapens en hun goede organisatie waren de Cattarezen veel te sterk. Het territorium breidde zich sterk uit en dit werd doorgezet door Iargo Vaneroi’s opvolgers Karted en Nemior.
Nemior's opvolger Jonea zag zich geconfronteerd meer een groot aantal nieuwe stammen die onderworpen waren door Cattari en potentieel gevaarlijk konden worden in opstand. Ze stopte de expansie en werkte aan de pacificatie van haar nieuwe onderdanen. Tachtig jaar kostte het assimileren van de opstandige onderworpen stammen en het verbreiden van beschaving. In feite moesten de oudere generaties vervangen worden door jongere die de voordelen van de beschaving en welvaart on Cattari als iets positiefs zagen.
Cattari overleefde deze spanningen, kwam er sterker uit dan ervoor en kon rond 5560 beginnen aan een eeuw van gestage continue expansie. Cattari begon steeds meer van de Niparte – in het noorden èn het zuiden – te beheersen en controleerde zo alle handel. Langs de rivier werden meer forten gebouwd die zouden uitgroeien tot nederzettingen. Dit waren de hoogtijdagen van Cattari. Na 5670 volgde weer een periode van consolidatie, maar er was nu minder gevaar omdat het kerngebied van Cattari stabiel was en opstanden minder invloed hadden.
In 5756 begon Cattari aan haar laatste periode van expansie onder de regering van grote koningin Miri Aga (5756-5816). Cattari reikte in het zuidoosten tot aan de oostelijke oevers van het Condal Meer en beheerste in het noorden ook de benedenloop van de rivier de Marite en de bovenloop van de Kapellane.
Haar opvolgers wisten dit enige tijd in stand te houden, maar na 5860 brak er grootschalige rebellie uit. De zuidelijke provincies kwamen als eerste in opstand. Het was altijd al een lastig gebied omdat de koude winters haar in die tijd praktisch onbereikbaar maakte. In 5862 riep zij zich uit tot het onafhankelijke koninkrijk Mitale. De noordelijke provincies volgden niet veel later. Wendane verklaarde zich in 5867 onafhankelijk, Xinatippe in 5871. Aangezien deze gebieden veel belangrijker waren, genoot Mitale hierdoor het voordeel om haar onafhankelijkheid te stabiliseren en uit te breiden, terwijl Cattari voortdurende oorlog bleef voeren tegen Wendane en Xinatippe om hen weer onder haar dominantie te krijgen.
Na de dood van koning Cuibian (5934-5957) gaf zijn opvolgster Suihana de strijd op. Het leger was te verzwakt en de Cattarese troepen werden terug gedreven. Nu braken er echter in het hartland van Cattari onlusten uit. Mitale viel nu vanuit het zuiden Cattari aan en Xinatippe steunde de verzetsbewegingen in Cattari zelf. In 5973 riep deze de nieuwe staat Lampole uit. De voornaamste reden voor de strijd tegen Cattari was dat zij dankzij haar sterke ligging de rivier de Niparte beheerste en zo ook de handel. De verenigde troepen van Xinatippe, Lampole en Mitale belegerden Cattari tot zij tenslotte viel in 5978. De fortificaties werden verwoest en afgesproken werd dat de stad niet meer bewoond mocht worden. Dit was het definitieve einde van Cattari, het eerste koninkrijk van Kilvendri.
Lang bleef Cattari echter niet onbewoond. Na 6200 veroverden de Azuli het gebied. De losse naties waren onderling te verdeeld om een verzameld front tegen Epis Azuli te vormen. De strategische positie van Cattari werd direct onderkend. Het fort werd herbouwd, de muren hersteld en er werd een sterk garnizoen geplaatst. Cattari herwon binnen de dominantie van Epis Azuli haar oude glorie niet meer. Zij fungeerde slechts als garnizoensstad en bleef een marginaal stadje. Hierdoor is wel de status van de stad behouden en bestaan haar oude fortificaties nog steeds, hoewel deels uitgebreid en vervangen.